Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5596

Datum uitspraak2008-02-21
Datum gepubliceerd2008-03-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5416 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet-ontvankelijkverklaring na niet-tijdige betaling griffierecht. Verzoek om toepassing rechtsmiddel van herziening afgewezen.


Uitspraak

05/5416 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van [verzoeker] (Marokko) (hierna: verzoeker), om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 juli 2005, 03/4232, in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 21 februari 2008 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 juli 2005, 03/4232. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2008. Verzoeker is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Sowka. II. OVERWEGINGEN Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. In de uitspraak van 15 juli 2005 heeft de Raad overwogen dat verzoeker het verschuldigde griffierecht ten behoeve van de beroepsprocedure bij de rechtbank niet tijdig heeft betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker ter zake van de niet-tijdige betaling niet in verzuim is geweest. Op grond van deze overwegingen heeft de Raad geconcludeerd tot bevestiging van de aangevallen uitspraak, waarbij de rechtbank het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk had verklaard. Verzoeker heeft in zijn verzoek aangevoerd dat hij het niet eens is met de uitspraak van de Raad van 15 juli 2005, omdat hij invalide is en onder medische behandeling staat. Hij meent daarom recht te hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003, LJN: AN 7982, is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu ter zake van de niet-tijdige betaling van griffierecht - waarop de uitspraak, waarvan herziening wordt verzocht, betrekking heeft - gesteld noch gebleken is dat door verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in de genoemde bepaling van de Awb, naar voren is gebracht. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2008. (get.) M.M. van der Kade. (get.) A.C. Palmboom. RB2202